.

Plug-in Heatmap

The Heatmap plugin uses Kernel Density Estimation to create a density (heatmap) raster of an input point vector layer. The density is calculated based on the number of points in a location, with larger numbers of clustered points resulting in larger values. Heatmaps allow easy identification of “hotspots” and clustering of points.

De plug-in Heatmap activeren

Eerst dient deze bronplug-in geactiveerd te worden met behulp van Plug-ins beheren en installeren (zie par. load_core_plugin). Na het activeren is het pictogram van de plug-in Heatmap heatmap, zichtbaar op de werkbalk Raster en onder het menu Raster ‣ Heatmap.

Selecteer via het menu Beeld ‣ Werkbalken ‣ Raster om de werkbalk Raster te activeren wanneer deze nog niet actief is.

Gebruik van de plug-in Heatmap

Klikken op de knop heatmap Heatmap opent het dialoogvenster voor de plug-in Heatmap (zie figure_heatmap_2).

Het dialoogvenster heeft de volgende opties:

  • Input punten-vectorlaag: geeft een selectielijst van alle vector punt kaartlagen in het huidige project waarmee een puntenlijst geselecteerd kan worden om te analyseren.

  • Output raster: Allows you to use the browsebutton button to select the folder and filename for the output raster the Heatmap plugin generates. A file extension is not required.
  • Output format: Selects the output format. Although all formats supported by GDAL can be choosen, in most cases GeoTIFF is the best format to choose.
  • Straal: Geef hiermee de straal (of kernel bandbreedte) in meters of kaarteenheden. De straal geeft de afstand rondom een punt weer waar dat punt nog invloed heeft. Grotere waarden resulteren in grotere afvlakking, kleinere waarden geven meer details en variatie in puntdichtheid.

Wanneer het keuzevak checkbox Geavanceerd is aangevinkt zullen aanvullende opties beschikbaar komen:

  • Rijen en Kolommen kunnen worden gebruikt om de pixelgrootte van het te genereren raster in te stellen. Deze waarden hebben een relatie met waarden Celgrootte X en Celgrootte Y. Meer rijen en kolommen betekent een kleinere pixelgrootte en de bestandsgrootte van het raster dat gegenereerd wordt zal groeien en het genereren zal meer tijd kosten. Wanneer het aantal rijen wordt verdubbeld zal automatisch ook het aantal kolommen worden verdubbeld. De celgrootte (hoogte/breedte) zal worden gehalveerd. Het geografische gebied van de rasterkaart blijft hetzelfde!

  • Celgrootte X en Celgrootte Y: Beïnvloeden rechtstreeks de pixelgrootte in het uitvoerbestand. Bij wijziging zal ook het aantal rijen en kolommen in het uitvoerbestand wijzigen.

  • Kernel shape: The kernel shape controls the rate at which the influence of a point decreases as the distance from the point increases. Different kernels decay at different rates, so a triweight kernel gives features greater weight for distances closer to the point then the Epanechnikov kernel does. Consequently, triweight results in “sharper” hotspots, and Epanechnikov results in “smoother” hotspots. A number of standard kernel functions are available in QGIS, which are described and illustrated on Wikipedia.
  • Afnamewaarde: kan gebruikt worden bij Triangular kernels om meer controle te krijgen in welke mate de hitte afneemt vanuit het centrum.

    • Wanneer 0 (= minimum) wordt gegeven zal de hitte geconcentreerd zijn in het centrum en volledig gedoofd zijn aan de rand van gegeven straal.

    • Een waarde van 0,5 geeft aan dat pixels aan de rand van de straal de helft van de hitte uitstralen van de pixels in het centrum van de cirkel.

    • Een waarde van 1 betekent dat de hitte gelijkmatig is verdeeld over de gehele cirkel. (dit is gelijk aan de ‘Uniforme’ kernel )

    • Een waarde groter dan 1 geeft aan dat de hitte aan de randen groter is dan in het centrum.

De punten vectorlaag kan velden voor attributen bevatten die invloed kunnen hebben op het aanmaken van de heatmap:

  • Gebruik straal uit veld: Zet de straal voor elk object vanuit een attribuutveld van de invoerlaag.

  • Gebruik gewicht uit veld: Geeft de mogelijkheid om voor objecten een attribuutveld als gewicht veld te geven. Dit kan worden gebruikt om bepaalde objecten meer invloed te geven op de resulterende heatmap.

Wanneer een uitvoerbestandsnaam is gegeven, kan de [OK] knop worden gebruikt om de heatmap aan te maken.

Handleiding: Maken van een Heatmap

For the following example, we will use the airports vector point layer from the QGIS sample dataset (see Voorbeeldgegevens). Another exellent QGIS tutorial on making heatmaps can be found at http://qgis.spatialthoughts.com.

Figure_Heatmap_1 toont de vliegvelden van Alaska.

Figure Heatmap 1:

../../../_images/heatmap_start.png

Airports of Alaska nix

  1. Selecteer de knop heatmap Heatmap om het dialoogvenster Heatmap te openen (zie Figure_Heatmap_2).

  2. In the Input point layer selectstring field, select airports from the list of point layers loaded in the current project.
  3. Specify an output filename by clicking the browsebutton button next to the Output raster field. Enter the filename heatmap_airports (no file extension is necessary).
  4. Laat voor het veld Uitvoerformaat het formaat staan op GeoTIFF.

  5. Wijzig het veld Straal naar 1000000 meter.

  6. Klik op [OK] om de nieuwe heatmap voor vliegvelden te genereren en te laden (zie Figure_Heatmap_3).

Figure Heatmap 2:

../../../_images/heatmap_dialog.png

The Heatmap Dialog nix

QGIS will generate the heatmap and add the results to your map window. By default, the heatmap is shaded in greyscale, with lighter areas showing higher concentrations of airports. The heatmap can now be styled in QGIS to improve its appearance.

Figure Heatmap 3:

../../../_images/heatmap_loaded_grey.png

The heatmap after loading looks like a grey surface nix

  1. Open het dialoogvenster Eigenschappen voor de laag heatmap_airports (selecteer de laag heatmap_airports, druk op de rechter muisknop en selecteer in het menu Eigenschappen).

  2. Selecteer het tabblad Stijl.

  3. Change the Render type selectstring to ‘Singleband pseudocolor’.
  4. Select a suitable Color map selectstring, for instance YlOrRed.
  5. Selecteer de knop [Laad] om de minimum en maximum waarden van het raster te bepalen, klik vervolgens op de knop [Classificeren].

  6. Druk op [OK] om de laag bij te werken.

Het resultaat wordt getoond in Figure_Heatmap_4.

Figure Heatmap 4:

../../../_images/heatmap_loaded_colour.png

Styled heatmap of airports of Alaska nix