.

Werken met rastergegevens

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u rasterlagen kunt visualiseren en de eigenschappen ervan kunt veranderen. QGIS gebruikt de functiebibliotheek GDAL om rastergegevens te lezen en weg te schrijven, zoals Arc/Info Binary Grid, Arc/Info ASCII Grid, GeoTIFF, ERDAS IMAGINE en vele andere. Ondersteuning voor GRASS-raster wordt geleverd door een standaard gegevensprovider plug-in voor QGIS. De rastergegevens kunnen ook als ‘alleen lezen’ in QGIS worden geladen vanuit zip en gzip archiefbestanden.

Op het moment van schrijven worden meer dan 100 rasterindelingen ondersteund door de bibliotheek van GDAL (zie GDAL-SOFTWARE-SUITE Verwijzingen naar literatuur en web). Een volledige lijst is beschikbaar op http://www.gdal.org/formats_list.html.

Notitie

NB Niet alle indelingen uit de lijst werken, om verschillende redenen, ook gegarandeerd in QGIS. Sommige indelingen vereisen bijvoorbeeld externe commerciële bibliotheken; het kan ook zijn dat de GDAL installatie van het besturingssysteem de indeling die u wilt gebruiken niet ondersteunt. Alleen de uitgebreid geteste indelingen verschijnen in de lijst met bestandsindelingen wanneer u een raster in QGIS wilt laden. Andere, niet geteste rasterindelingen kunnen worden geladen met het filter [GDAL] Alle bestanden(*).

Werken met GRASS raster data wordt beschreven in hoofdstuk Integratie van GRASS GIS.

Wat zijn rastergegevens?

Rastergegevens in GIS bestaan uit cellen die gerangschikt zijn in rijen en kolommen en die objecten op, boven of onder het aardoppervlak representeren. Alle cellen in het raster hebben dezelfde grootte en de cellen zijn meestal rechthoekig (in QGIS zijn ze altijd rechthoekig). Typische voorbeelden van raster gegevenssets zijn gegevens uit Remote Sensing, zoals luchtfoto’s en satellietbeelden, en gemodelleerde gegevens zoals een hoogtemodel.

Anders dan bij vectorgegevens is een cel in een rasterbestand niet gekoppeld aan een achterliggende tabel met attributen. De geografie van een raster gegevensset wordt vastgelegd door een pixelresolutie en de X- en Y-coördinaat van één van de punten van de kaartlaag.Deze eigenschappen zorgen ervoor dat QGIS het raster correct op de kaart kan positioneren.

QGIS maakt gebruik van informatie voor geoverwijzing in het rasterbestand zelf (bijvoorbeeld GeoTiff) of in een bijbehorend ‘world file’ om de rastergegevens correct af te beelden.

Rastergegevens laden in QGIS

Rasterlagen worden aan de kaart toegevoegd met de knop mActionAddRasterLayer Rasterlaag toevoegen of via het menu Kaartlagen ‣ Laag toevoegen ‣ mActionAddRasterLayer Rasterlaag toevoegen. Door de Ctrl- of Shift-toets ingedrukt te houden en meerdere bestanden in het dialoogvenster Open een GDAL ondersteunde raster gegevensbron aan te klikken, kunnen meerdere lagen tegelijk worden toegevoegd.

Als een rasterlaag in de kaart is geladen kunt u door met rechts te klikken op de laagnaam een laag-specifieke actie uitvoeren of het dialoogvenster om eigenschappen voor de laag in te stellen openen.

Menu van rechter muisknop voor rasterlagen

  • Zoom naar bereik laag

  • Zoom naar beste schaal (100%)

  • Uitrekken naar huidige bereik

  • In overzichtskaart tonen

  • Verwijderen

  • Dupliceren

  • Laag-CRS instellen

  • Project CRS van laag overnemen

  • Opslaan als ...

  • Eigenschappen

  • Hernoem

  • Stijl kopiëren

  • Nieuwe groep toevoegen

  • Alles uitklappen

  • Alles inklappen

  • Volgorde tekenen vernieuwen